Zwaarden

Je kan stellen dat zwaarden tot de eerste echt wapens behoorde, die bijvoorbeeld niet voor de jacht zijn gemaakt.

Een zwaard heeft dezelfde vorm als een mes, is natuurlijk groter, en is al vele eeuwen een gevechtswapen. Het blad of de kling is vrij groot en heeft vaak een contragewicht zodat het goed hanteerbaar blijft. Op alle continenten zijn wapens ontwikkelt en dat maak het complexer om definitie van het zwaard duidelijk af te bakenen.

Je kan zeggen dat het een langwerpig wapen is waarmee je kan steken en snijden met een metalen blad en handvat. Om te hanteren kan je het met één of twee handen vasthouden.

Het smeden van zwaarden door de smid en de gebruikers ervan hebben altijd een hoge status gehad. De smid stond toentertijd aan de top van metaalbewerking en zijn zwaarden gaven status en kracht aan de eigenaar. Veel zwaarden die zijn gevonden zijn ook rijkelijk versierd en dit ging verder dan het puur functionele gebruik ervan.

Er is altijd een groot aanbod in wapens geweest waaronder, hakmessen, werpmessen, speren, hellebaarden en dolken, maar deze vallen hier dus niet onder.

Je gebruikt een zwaard met name in lijf-aan-lijf gevechten of te paard. Het valt op dat er naast het grote zwaard vaak een korter zwaard als reservewapen werd ontwikkeld. Een goed voorbeeld hiervan is de wakizashi (kort zwaard) in de Japanse ontwikkeling van deze wapens. Je ziet ook vaak extreme lange zwaarden ontstaan welke als doel hadden om zich tegen de cavalerie te weren. Het vasthouden hiervan was natuurlijk met twee handen.

De Romeinen gebruikten naast de spatha, het ruiterzwaard, ook de gladius, een kort en breed steekzwaard, welke samen uiterst effectief waren.

Om het zwaard goed te hanteren werd er vaak getraind met houten oefenwapens, welke ook als doel hadden dat je kracht ook toenam.

Het zwaard droeg je meestal op je heupen of soms met je rug mee en dan werd het veilig opgeborgen een schede.  De voordelen waren natuurlijk dat de kling minder snel vochtig werd met oxidatie als gevolg en de kans op de beschadiging van het blad werd verkleind. De bladen waren vaak ook zeer scherp en de kans op een verwonding in de schede was natuurlijk om te voorkomen dat je er iemand onbedoeld mee verwondde.

De Europese schede was meestal van leer of stof en werd met een riem op de heup gedragen. In Japan zat de saya in obi en was deze vaak van hout gemaakt en zat deze vast met de sageo. Het voordeel van het dragen op de heup was dat het trekken van het zwaard snel en makkelijk ging.

Zwaard onderdelen

Zwaarden bestaan uit verschillende onderdelen. Bij Europese zwaarden kan je deze vaak in het volgende onderdelen onderscheiden.

Datgene wat houvast biedt noem je het gevest, hieronder valt het handvat en de pareerstang of stootplaat.

Bij Europese zwaarden noem je de metalen stang tussen de greep en het blad de pareerstang en hiermee kan je het zwaard van de tegenstander opvangen. In de vroeg middeleeuwen was deze niet groot en had dit voornamelijk als functie dat je hand niet richting het scherpe blad ging glijden. In de late middeleeuwen werd er ook vaak een schild gebruikt en werden deze stangen vaak iets groter en hadden deze dus een afwerend doel.

Onderop de greep zit de pommel, deze zorgt voor balans, voorkomt dat je hand van het handvat glijdt en zorgt er ook voor dat je het zwaard met twee handen kan vasthouden.

Bij een Japanse katana spreek je van een tsuba, deze zorgde ook voor balans en gaf bescherming aan je handen. Tevens werden de tsuba’s in allerlei prachtige motieven samengesteld welke paste bij de rest van de katana.

Het is belangrijk om een zwaard te hebben met een goede balans. Een goede smid kon dit bereiken door tijdens het smeden al over de gewichtsverdeling te denken. De balanspunt dicht bij het handvat zorgt ervoor dat deze makkelijk te hanteren is en dat dit minder energie kost.  Door de point of balance meer naar voren te brengen zal deze met het slaan een grotere kracht ontwikkelen en is dit gevaarlijker voor de tegenstander. Elke beoefenaar zoekt een perfecte balans die bij zijn vechtstijl past.

De kling is van een metaal gemaakt, hiervoor gebruikt men meestal staal omdat deze de juiste hardheid kunnen bereiken zat het blad scherp kon worden gemaakt. Vroeger gebruikte men koper voor het maken van een zwaard, de oudste zijn gevonden in Turkije en stammen uit +/- 3300 v. Christus.

De meeste zwaarden in Europa stonden tijdens de bronstijd en waren vaak verlengde dolken. In de loop van de bronstijd veranderde de vorm zodat deze meer als slag en steekwapen kom worden gebruikt. 

In de ijzertijd werden de meeste wapens van ijzer gemaakt en deze waren in het begin van bedenkelijk niveau. In deze tijd werden deze vaak te paard gebruikt.

De kwaliteit verschilde sterk per regio en per smid. In de romeinse tijd werd vaak staal van hoog en laag koolstof gehalte samengesmede zodat er een sterk en flexibel zwaard ontstond welke vaak een prachtig motief bladen in het blad. De bladen hadden meestal een fraai patroon van strepen door het lichte en donkerder (meer koolstof) staal. Dit noemt men ook wel damast. Een manier is om het ijzer vaak te smeden en het telkens wat koolstof uit het vuur liet opnemen, dit werd dan vaak gevouwen en opnieuw gesmede.  Het mag duidelijk zijn dat dit een arbeidsintensief en kostbaar blad van damaststaal werd.

Om het staal goed te kunnen harden is een relatief hoog koolstofgehalte nodig van +/- 0,5%. Het blad werd dan in verhit tot hoge temperatuur en dan vervolgens snel afgekoeld, zodat het staal schrikte en het de meest optimale eigenschappen kreeg met een goede hardheid.

In Japan werd het staal gesmede en gevouwen, zodat het staal door het hele blad dezelfde eigenschappen had. Vaak werd hier ook tamahagane voor gebruikt, brokken van staal welke in een tatara of traditionele klei oven werden gefabriceerd. De kern en rug werden van zachter staal gesmede en gedeelte van de snede werd vaak gevouwen en gesmede van delen met hoog koolstof gehalte. Dit werd dan om het gedeelte met relatief zachter staal heen gemeden. Het vouw patroon op de Japanse katana noem je hada.

De meeste zwaarden hebben een punt waarmee je goed kan steken. Dit is uiteraard het bovenste gedeelte. Het onderdeel waarmee je kan is de snede, deze kan enkelzijdig zijn zoals een Japans zwaard of dubbelzijdig zoals bijvoorbeeld de Chinese Jian.

Veel zwaarden hebben ook een geul of groef, deze dient voor gewichtsvermindering zodat het zwaard sneller en beter te hanteren is. Je vindt zwaarden zonder groef, halve groef, hele groef of zelfs twee. Vaak zorgt een groef niet er niet eens voor dat het blad slapper wordt. Bij Japanse zwaarden noem je zo een lengte groef een bo-hi.

De tang ook wel angel genoemd is het niet zichtbare gedeelte van het blad dat zit verankert in het handvat of gevest. Een goed zwaard heeft een full tang, dat betekent dat het deel van het blad doorloopt in het handvat en het dus uit één deel bestaat.

In de ontwikkeling van maatschappijen en de mens ging deze vaak vergezeld met een zwaard en dit is duidelijk in vele mythologieën. Hier zijn vele voorbeelden van zoals de beroemde Japanse katana, Prik van Frodo het zwaard van Griffoendor uit de bokken van Harry Potter, het zwaard van Attila, het zwaard van koning Artur, de Excalibur. Het zwaard van Napoleon, Zwaard van Goujian en natuurlijk de enorme Norimitsu Odachi.

Volg ons op Facebook